- afscheiden
- {{afscheiden}}{{/term}}1 [verwijderen] separate ⇒ divide (off), detach, dissociate2 [met betrekking tot een ruimte, oppervlakte] divide (off) ⇒ partition off3 [produceren] discharge 〈pus〉; secrete 〈vloeistof〉♦voorbeelden:1 zich afscheiden (van) • break away (from), break with; 〈uit elkaar gaan〉 part company2 een ruimte met een gordijn afscheiden • curtain off an area3 sommige bomen scheiden hars af • some trees secrete/produce resin
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels. 2015.